Het contextuele gedachtegoed en zijn grondlegger

Ivan Boszormenyi-Nagy, de grondlegger van dit gedachtegoed, ordent de relationele werkelijkheid van ieder mens in 4 dimensies:

1. Feiten

Erfelijkheid, lichamelijke eigenschappen, gebeurtenissen in het leven van de persoon zoals echtscheiding, adoptie, oorlog, werkloosheid, enz. Deze feiten beïnvloeden iemands leven.

2. Psychologie

Wat zich in het individu afspeelt aan behoeften, gevoelens, gedachten, fantasieën en motivaties. Hoe hebben deze mensen die feiten en gebeurtenissen uit hun leven verwerkt?

3. Interacties

De patronen van waarneembaar gedrag en communicatie tussen personen: gezinsstructuren, systeemregels, feedbackmechanismen, zondebokmechanismen enz.

4. Relationele ethiek

Bij relationele ethiek gaat het om de rechtvaardigheid van de relatie, het relationele evenwicht, de balans van geven en nemen.

De laatste, de 4e dimensie is de contextuele visie, ontwikkeld door I. Nagy. Een visie die inzicht en woorden geeft aan wat al sinds het ontstaan van de mensheid bestaat: de relationele ethiek, en die niet los gezien kan worden van de andere dimensies.

Het denken van Nagy steunt op de gedachte dat wij groeien in ons mens-zijn als we in staat zijn deze verantwoordelijkheid te vertalen in passende zorg voor de ander/anderen en onszelf. De contextuele benadering is een integratief model, waarbij relationele ethiek en loyaliteit worden beschouwd als motiverende krachten in onze verbondenheid met anderen; openheid voor andere modellen en dimensies is daarbij noodzakelijk.

Vertrouwen en betrouwbaarheid vormen de bedding in onze relationele context en ontstaan daar waar passend gegeven en ontvangen wordt. Vanuit contextueel perspectief is geestelijke gezondheid het vermogen om een billijk evenwicht te vinden tussen de eigen behoefte en die van de ander. Nagy plaatst hiermee onze verbondenheid met anderen in een relationeel-ethisch perspectief.

Onze relationele context is binnen het contextuele denken altijd intergenerationeel; het betreft voorgaande, huidige en toekomstige generaties.

Een belangrijk uitgangspunt in de theorie is de existentiële loyaliteit tussen kinderen en ouders. Er is dan ook speciale aandacht voor de balans van geven en ontvangen binnen de familiale context en de doorwerking hiervan op onze ontwikkeling als individu en de relaties die we in de loop van ons leven aangaan.

Omdat we de loyaliteiten van de cliënt binnen diens context niet in het geding willen brengen, gaat de contextueel hulpverlener altijd meerzijdig partijdig te werk.

Het doel van de contextuele hulpverlening en begeleiding is: mensen helpen om te komen tot groei en herstel in hun context. De contextueel hulpverlener heeft hiertoe een sterke oriëntatie op de hulpbronnen van zijn cliënt. Dit zijn de mensen in de context van de cliënt, resten van vertrouwen, maar kan ook iets anders zijn waar cliënt door geholpen kan worden. Hij zal daar altijd naar op zoek gaan en de cliënt aanmoedigen om die hulpbronnen aan te spreken. De verandering en het herstel moeten niet in de spreekkamer plaats vinden, maar in de context van de cliënt.

Contextueel werken

De mens is een sociaal wezen. Ieder mens is verweven in een netwerk van relaties, waarvan het geven en ontvangen van passende zorg het dynamisch kenmerk vormt.

Dit omvat zowel de huidige relaties als die uit het verleden en de toekomst. Onderscheiden worden: de primaire context (directe familieleden, thuis), de secundaire context (zoals werk, collega’s, school) en de tertiaire context (zoals vrije tijd, clubs, religieuze gemeenschap).

Contextueel werken houdt in dat wordt gezocht hoe gestagneerde relaties weer aan betrouwbaarheid kunnen winnen, rekening houdend met de trouw – die overigens heel onzichtbaar kan zijn voor anderen – van mensen aan hun gezin van herkomst.

Meerzijdige partijdigheid is de grondhouding van de contextuele hulpverlener/begeleider. Het betekent dat men wisselend partijdig is met alle leden van de context, of deze nu overleden zijn of nog leven, aanwezig of afwezig zijn, of zelfs nog geboren moeten worden.

Over de grondlegger

Ivan Boszormenyi – Nagy (1920-2007) werd in Boedapest geboren en stamt uit een familie die generaties lang functies bekleedde in de rechtelijke macht. Hij groeide op in een samenleving die werd gekenmerkt door de nauwe banden die er bestaan in de traditionele grootfamilies.

Hij studeerde medicijnen aan de universiteit van Boedapest en wilde psychiater worden omdat hij zich wilde inzetten voor onderzoek en behandeling van psychosen. In 1950 emigreerde hij naar Amerika. Dit feit en de relationele gevolgen daarvan – het afgesneden zijn van familie – heeft beslist bijgedragen aan zijn theorie. Want dat moet bij hem ook de vraag hebben opgeroepen met wie hij verbonden is gebleven.

In Philadelphia werd hij in 1957 directeur van de afdeling gezinspsychiatrie van het Eastern Pennsylvania Psychiatric Institute. De gezamenlijke zittingen van staf, schizofrene patiënten en hun families waren in de evolutie van zijn denken een keerpunt. Sinds die periode ontwikkelde hij deels in dialoog met andere gezinstherapeuten, met name Barbara Krasner, de contextuele therapie.

Nagy integreerde in zijn denken en werken invloeden vanuit de psychoanalyse en de gezinstherapie. Daarnaast werd hij sterk beïnvloed door Martin Buber. Deze filosoof heeft met zijn begrip van de dialoog als fundament van alle menselijke relaties grote invloed gehad op de ontwikkeling van het denken van Nagy.

Dé grote geestelijke ontdekking van Bubers leven is de herontdekking van de joodse traditie. Dat wil zeggen: hoe daarin over menselijke verhoudingen wordt gedacht. Buber vindt in het chassidisme dat ieder mens actief kan bijdragen aan rechtvaardige verhoudingen tussen mensen. Volgens Buber is voor een werkelijke dialoog de relatie onmisbaar met het individuele zelf. Als er breuken zijn ontstaan in familierelaties vindt Nagy het dan ook van het grootste belang de dialoog weer op gang te brengen. Hij legt de nadruk op het opsporen van hulpbronnen binnen familierelaties.

De grote verdiensten van Nagy werden in 1992 erkend met de hoogste onderscheiding van de Amerikaanse Association for Marriage and Familiy Therapy en met een belangrijke onderscheiding uit handen van de president van Hongarije in het jaar 2000. Eerder ontving hij van de Universiteit van Bern een eredoctoraat.