Thuis? – Het mooiste is, als ik alles herinner, dan val ik in tranen’
Als geestelijk verzorger werd ik geroepen naar mevrouw Jansen. Ze zit naast haar bed verzonken in een kruiswoordpuzzel dat al lang is ingevuld. Mompelend begroet ze mij en de letters trekken direct weer haar aandacht. Ik mag wel bij haar komen zitten. ‘Hoe gaat het met u?’ Een vraag waarna zich van alles kan ontvouwen. Mevrouw Jansen is op zoek naar woorden, verdiept in zichzelf. De zinnen doen vermoeden dat ze in de 83 jaar veel heeft beleefd. Tegelijk hoor ik haar opeens zeggen: ‘ik ben nog jong, maar dat zie je niet meer.’ Voorzichtig ga ik in die woorden mee bewegen. ‘Je ziet het niet meer?’ Ze kijkt me voor het eerst aan. ‘Nee.’ ‘U bent nog jong en je ziet het niet meer?’ Met aandacht en trage zinnen verkennen we wat haar bezig houdt. Ze kan niet meer naar huis. Dat is haar verteld. En nu staat haar wereld, haar binnenwereld, op de kop.
Wat als je niet meer thuis kan komen? Waar ben je dan? Ze verdwaalt volledig in haar angst. Dus gaan we op zoek naar wat ‘thuis’ is voor haar. Eerlijk gezegd is dat een vraag die ons allemaal bezighoudt, ongeacht onze situatie. Een existentiële vraag: Wat is dat ‘thuis’ komen? Welke verlangens roept het op, welke vreugde én welk gemis. Alleen is het de dementie die daarbovenop bij mevrouw Janssen volledig het houvast in het leven onderuithaalt. Wat is thuis voor haar … Ze vertelt voorzichtig. Met goed en vooral geduldig luisteren wordt het duidelijk: we maken daarbij grote sprongen, het begint met de poes … het eindigt in haar jeugd. Opnieuw kijkt ze me aan en zegt met alle verwondering: ‘het mooiste is, als ik alles herinner, dan val ik in tranen.’
De angst verdwijnt naar de achtergrond, het licht valt door ons gesprek op een vleugje herinnering en dat geeft haar voor even weer een bodem onder haar voeten. Ze heeft iets van thuis teruggevonden, de rust is weergekeerd. Ik bedank haar voor het gesprek en ze is alweer verzonken in de ‘woordzoeker’ die op haar tafel ligt.
Annette Melzer
